Slepende melkziekte

Slepende melkziekte heeft te maken met het energietekort van melkkoeien. Dit ontstaat vooral na het afkalven. Op dat moment komt de melkgift op gang en verliest de melkkoe meer energie dan dat er wordt opgenomen. Dit is de zogenaamde Negatieve Energie Balans. Om deze Negatieve Energie Balans te voorkomen is het van groot belang dat de droogstands- en transitieperiode van het melkvee zo optimaal mogelijk verloopt. Deze transitieperiode is de periode van 3 weken vóór tot 3 weken ná het afkalven.

Het optimale rantsoen voor droogstaande koeien, een goede huisvesting met voldoende ruimte, een optimale conditie rond afkalven (Body Condition Score tussen 3 en 3,5) en de voeropname vlak na afkalven zijn een paar belangrijke factoren, die invloed hebben op het ontstaan en de ernst van de slepende melkziekte.

Melkkoeien met slepende melkziekte maken gebruik van hun eigen energiereserve. Ze breken hun eigen vetreserves af. Er ontstaan hierdoor ketonlichamen (vandaar ook de naam ketonemie of acetonemie).

Slepende melkziekte kan zowel klinisch als subklinisch voorkomen. Zeker de subklinische vorm is nog onderbelicht en verdient aandacht. Deze afbraakproducten van het vetweefsel hebben een negatieve invloed op de gezondheid van de melkkoe. 80% van de ziektegevallen op een melkveebedrijf ontstaat in de eerste 6 weken na het afkalven. Er is duidelijk een verband tussen het voorkomen van slepende melkziekte op een melkveebedrijf en verschillende productieziekten zoals melkziekte, vertraagd afkalven, aan de nageboorte blijven staan, baarmoederontstekingen (acuut en chronisch, vruchtbaarheidsproblemen (cysteuze én inactieve koeien), lebmaagverdraaiingen (links en rechts) en uierontstekingen.

Een goede lactatie begint dus in de droogstand. In deze periode wordt de basis gelegd voor een goede en gezonde productie op het melkveebedrijf. Om het probleem rond de klinische en de subklinische slepende melkziekte in beeld te brengen besteden we steeds meer aandacht aan de transitieperiode.